Een betonmengsel wordt deskundig samengesteld door een betonleverancier, compleet toegesneden op eisen die aan het eindproduct worden gesteld en -minstens zo belangrijk- aan de verwerkbaarheid en omstandigheden tijdens het aanbrengen.
De gebruiker geeft zijn pakket met eisen, waarbij te denken valt aan:
Ook hierin kunnen wij uw als vloerenspecialist adviseren.
De verwerker geeft ook zijn specificaties op, zoals de korrelgrootte i.v.m. de vloerdikte, de verwerkbaarheid, de mate van droging i.v.m. het tijdstip van afwerken. Met al deze gegevens wordt een ideaal mengsel samengesteld.
De NEN 2743:2003nl kwaliteit en uitvoering monoliet afgewerkte vloeren geeft aan wat je mag verwachten van een monoliet betonvloer, wat de beperkingen zijn en hoe deze technisch moet worden uitgevoerd.
Let op: Een zeer vloeibaar mengsel is geen slechte beton, maar is altijd een zeer hoogwaardig betonmengsel. Door toevoegingen van geavanceerde hulpstoffen zal het mengsel vloeibaarder worden en daarmee beter verwerkbaar maar bevat geen druppel meer water! Het op de bouwplaats toevoegen van grote hoeveelheden water heeft een negatieve invloed op de eindkwaliteit van de beton!
In 2006 zijn de nieuwe benamingen van cementsoorten, betonklassen en milieuklassen ingevoerd welke voor geheel Europa gelden. In onderstaand schema ziet u een tabel met de Europese benamingen en toepassingsgebieden.
Klik hier voor Sterkteklassen en milieuklassen
Het afwerken van een betonvloer moet gebeuren in de verhardingsfase van de mortel. De aanvang hiervan is van grote invloed op het eind resultaat Dit betekent in de zomer zeer snel na storten beginnen met afwerken, maar in een koude periode kan dit nachtwerk zijn. Door het toepassen van verschillende cementsoorten kunnen we de aanvangbinding van de mortel beïnvloeden. Dit is zeker in de koude perioden belangrijk In deze perioden wordt meestal gebruik gemaakt van Cem I, 52.5R (Portland klasse C), in combinatie met, Cem III (hoogoven) of Cem I 32.5 N (Portland klasse A cement).
Als we geen Cem I, 52.5R (Portland-C) toepassen in de winter, zal het betonoppervlak door wind of lage luchtvochtigheid gaan uitdrogen. Het oppervlak is dan al zo droog dat we dit moeten gaan bewerken, echter doordat de onderlaag nog niet aan het bindingsproces bezig is zullen we direct als we met de machine draaien door de harde korst in de natte beton zakken. De vloer zal dan steeds meer gaan golven en de gewenste vlakheid zal niet meer haalbaar zijn. Ook kan er in eze uitdrogings fase al de eerste scheurvorming ontstaan.
Belangrijk is de nabeghandeling van de afgewerkte betonvloer. Indien mogelijk enkele dagen bevochtigen, zeker in de zomer of de vloer afdekkenmet folie. Zorg wel dat de wind niet onder de folie kan zodat geen plaatselijk snelle droging kan optreden waardoor verhoogde kans op scheurvorming kan ontstaan
Doordat wij draaien met benzine motoren krijgen we 's avonds en 's nachts steeds meer klachten over geluidsoverlast. Ook dat kan een overweging zijn om wat meer Cem I, 52.5R (Portland-C ) toe te passen.
Dat een Cem I, 52.5R (Portland C) meer scheurvorming veroorzaakt, is gebaseerd op het feit dat bij deze cementsoort de aanvangsbinding eerder begint (hydratatie-warmte ontwikkeling). Daardoor komt de chemische reactie sneller op gang en zal de totale binding van de mortel sneller verlopen dan bijvoorbeeld een hoogoven cement. Doordat er meer warmte wordt ontwikkeld zal er een snellere verdamping van vocht plaatsvinden en daardoor meer krimp optreden hetgeen weer scheurvorming tot gevolg kan hebben.
Echter als de omgevingstemperatuur en de specietemperatuur zakken, zal de totale warmte ontwikkeling ook zakken waardoor minder krimp dus ook minder kans op scheurvorming optreedt. Een Cem I, 52.5R (Portland C )bij 5 graden zal minder krimp vertonen dan een Cem III (hoogoven) bij 20 graden ! Een vaak onderschatte factor in het drogings- en krimpproces is de luchtvochtigheid. De meeste scheurvorming ontstaat door een tijdelijk zeer lage luchtvochtigheid; er wordt dan veel vocht aan de lucht afgegeven waardoor een zeer snelle uitdroging optreedt.
Aan deze factoren zijn we als vloerenbedrijf overgeleverd en wij kunnen deze vaak niet beïnvloeden. Door onze jarenlange ervaring kunnen wij een redelijke inschatting maken van de diverse weersinvloeden, echter ook wij vergissen ons wel eens. Weersomstandigheden blijven ook voor ons een moeilijke factor met de bijbehorende risicos
Een monoliet vloer heeft een gevlekt oppervlak waarin verschillende kleurnuances voorkomen. Dit komt door de roterende machine waarmee wordt afgewerkt. De toplaag heeft volgens onze normeringen geen esthetische waarde, maar wordt wel vaak als heel mooi beschouwd. Randen en kanten worden met de hand afgewerkt waardoor de structuur en kleur afwijken van de plaatsen waar met grote machine’s kan worden gewerkt Ook zullen kanten meestal wat oplopen om dezelfde reden. In de NEN 2743:2003nl wordt hieraan ook aandacht besteed.
Betonvloeren maken is werk van vakmensen, maar door het bewerken van de nog vervormbare betonmortel, wordt de vlakheid van de vloer nadelig beïnvloed. Door het kruislings vlinderen van de vloeren en het gebruik van machines met een groot oppervlak trachten we afwijkingen zoveel mogelijk te beperken.
Het is en blijft echter een handmatig proces waardoor maatafwijkingen niet zijn te voorkomen. De vlakheid wordt ook mede bepaald door het drogingproces. De zogenaamde "bleeding" van de beton heeft ook een nadelige werking op de vlakheid. De uittreding van veel vocht heeft niet alleen overmatige krimp tot gevolg, maar meestal moet het water met vloerwissers worden verwijderd zodat de beton weer overmatig wordt vervormd.
We spreken in de NEN 2747 over een afwijking van 8-12 mm in vlakheidklasse 5 en 6-10 mm in klasse 4 gemeten over een lengte van 2 meter. Bedrijfsvloeren vallen normaal gesproken in klasse 4 of klasse 5. Vlakheidsklasse 2 en 3 worden alleen toegepast in hoogbouw magazijnen, en vlakheidsklasse I is alleen te behalen door de vloer, na afwerking, te voorzien van een egalisatie mortel. Voor normaal bedrijfsgebruik is klasse 5 geen enkel probleem.
Als een vloer onder afschot moet worden gemaakt, naar bijvoorbeeld afvoer putjes, dan moeten wij minimaal 13 mm afschot/m¹ aanhouden wil het water naar de putjes lopen. Bij minder afschot kan er altijd plasvorming optreden.
Klik hier voor meer informatie over NEN2747
Een nadeel van beton is dat er altijd krimp optreedt waardoor er krimpscheuren kunnen ontstaan. Om de scheurvorming trachten te sturen worden de vloeren vaak voorzien van dilataties of zaagsneden met een minimale diepte van 1/3 van de dikte van de vloer. De vloervakken variëren van 50-70 m². Zeker bij een enkele wapening zal dit worden gedaan evenals bij de staalvezel versterkte betonvloeren. Vooral deze laatste zorgt inwendig in de vloer voor veel spanningen. Belangrijk is dan ook dat deze tijdig wordt gezaagd om voortijdige scheurvorming te voorkomen. Meestal moet deze 2-3 dagen na het aanbrengen van de vloer worden gezaagd. Ondanks de nodige maatregelen kan een betonvloer nog op onverwachte plaatsen scheuren.
Een constructeur kan aan de hand van berekeningen de plaatsen bepalen waar de meeste krimp zal optreden. Hij kan dan kiezen om meer wapening op deze plaatsen toe te passen of een dilatatie te maken. Hiervoor zijn speciale profielen in de handel, want ook hier geldt dat alleen een goed uitgevoerde dilatatie effectief is.
In de bovenlaag kan krimp voorkomen in de vorm van kleine haarscheurtjes; dit noemen we craquelé. Dit heeft geen enkel invloed op de kwaliteit van de betonvloer. Hiervoor kan de vloer nooit worden afgekeurd. De mate van craquelé kan beïnvloed worden door de luchtvochtigheid, het uittreden van water uit de specie (bleeding), de droogsnelheid in combinatie met de luchtvochtigheid en dit zijn allemaal factoren die zeer moeilijk zijn te beïnvloeden. Ook kunnen er verontreinigingen voorkomen in de toplaag b.v. stukje tempex of hout. Doordat de afwerking van een betonvloer van zoveel factoren afhankelijk is welke niet door ons kunnen worden beïnvloed, is het helaas niet mogelijk om altijd een 9 te scoren voor de eindafwerking. We zijn afhankelijk van de betonsamenstelling, de fijnheid van het mengsel, de cementsoort, de vochtigheid van het mengsel, de droging, de luchtvochtigheid, omgevings- en specie temperatuur, hoeveelheid luchtverplaatsing etc.
Een monoliet betonvloer is bijna nooit vlak genoeg om tegels op te lijmen of om marmoleum te plakken; men dient altijd rekening te houden met eventueel egaliseren van de vloer. Daarom dient u vroeg in de bouwplannen te bepalen welke vloerafwerking u wenst.
Want u weet: “Vloeren vormen de Basis“
Ontwerp & realisatie: Mecano.nl creative communicatie